De afzetting van Dilma Rousseff
Waarom de Brazilianen voor corruptie blijven stemmen
Het gaat lekker in Brazilië...
met de voorbereiding van een ‘veilig' en 'schoon’ WK voetbal in juni 2014.
De terreur van de Braziliaanse ‘pacificatiepolitie’
Nog altijd rollen de doodskoppen door Rio
Met fotos van Kadir van Lohuizen
De opstand van de vele bordjes
Kan deze beweging Brazilië echt veranderen?
Marjon van Royen: 'Het is een naar gevoel om niet meer gewild te zijn'
Marjon van Royen blijft trouw aan Rio
In Dit is de Dag vertelt ze over haar allermooiste radioreportage
Interview met Marjon van Royen in de Vara-gids
Dertien jaar erop voorbereid geweest. En dan gebeurt het echt, en toch eigenlijk niet.
Waarom de Brazilianen voor corruptie blijven stemmen
Zondag vindt in Brazilië de eerste ronde van de presidentsverkiezingen plaats. Ondanks tal van schandalen in haar coalitie lijkt president Dilma Rousseff de gedoodverfde winnares. Ook de corrupte Jochie, Roosje en Pudding werpen zich weer in de strijd.
door Marjon van Royen
De meisjes schudden met hun billen en zingen mee op de oorverdovende samba: ‘Garotinho. Onze Garotinho komt terug!’ Garotinho betekent ‘knulletje’ of ‘jochie’ in het Portugees. ‘Ons Jochie komt terug’, schettert het uit de luidspreker. ‘Stem op Jochie, de enige echte gouverneur van het volk.’ De thermometer op het plein wijst veertig graden. De klok in de winkelstraat schiet naar 14.13 uur. Het jochie laat al meer dan een uur op zich wachten. Maar zijn geretoucheerde koppie kijkt je vast overal lachend aan.
Dit is de Baixada, de hete vlakte áchter het Rio van de beroemde stranden. Ver van toeristen, voetbalstadions en breed-armige christusbeelden. Hier woont de meerderheid van de zestien miljoen inwoners van de deelstaat Rio de Janeiro. Neergekwakt in een jungle van huisjes, scheve gebouwen, stof en lawaai. Het leven is ruw en hard. Maar wel bedrijvig. Dit is het bolwerk van de nieuwe lagere middenklasse. De dertig procent van de Brazilianen die sinds de verkiezing van arbeider-president Lula in 2002 uit de armoede is geklommen. Mensen die voor het eerst een koelkast, een wasmachine, een bankstel konden aanschaffen. Zij vormden het vliegwiel van de economische verrijzenis van Brazilië. En ook de basis van de extreem populaire Lula, en vier jaar geleden van de door hemzelf aangewezen eerste vrouwelijke president van Brazilië, Dilma Rousseff.
Tot er vorig jaar juni een onverwachte opstand uitbrak. ‘Dieven!’ stond er op het zelfgemaakte bordje dat een jongen in zijn handen klemde. ‘Wat doen jullie met ons geld?’ Hoestend van het traangas zat hij op het asfalt. Een zwaar bewapende politiemacht had op jongeren ingeslagen en beschermde in formatie het huis van de toenmalige gouverneur van Rio. De man was een trouwe bondgenoot van de regering-Rousseff. En er was net een schandaaltje uitgelekt. De gouverneur bleek er zeven helikopters op na te houden, op kosten van de staat. In één ervan liet hij zich elke dag van huis naar het gouverneurspaleis vliegen. De afstand was niet groter dan van het Vondelpark tot de Dam. Vrienden en kennissen vlogen lustig op staatskosten rond. En elk weekend was er de ‘kindermeisjesvlucht’. Dan werden vrouw, kinderen en hond van de gouverneur naar het strandhuis van de familie gevlogen. Kindermeisjes volgden in een aparte heli. En als de gouverneursvrouw op zaterdagavond bedacht dat ze toch liever een andere cocktailjurk droeg, ach, dan werd ook die even ingevlogen.
Op zich niet zo’n bijzonder schandaal. Braziliaanse politici zijn dol op privé-vluchten. Tot voor kort was vliegen nog een privilege van de elite. ‘Nu kom je zelfs in Parijs je eigen portier tegen’, beklaagde een beroemde columniste uit Rio zich. Het toenemende vliegtuiggebruik van de nieuwe middenklasse tastte haar ‘eigenheid’ aan. En dat vond ook de Senaatsvoorzitter, toen uitkwam dat hij een jet van de Braziliaanse luchtmacht had gecharterd om zich naar de bruiloft van de dochter van een vriend in een chique badplaats te laten vliegen. ‘Een man van mijn positie heeft recht op representatief vervoer’, meende de senator. En daar hield hij aan vast. Ook toen hij opnieuw in de fout ging: deze keer vloog hij per militaire jet naar een privé-kliniek om tienduizend nieuwe haren in zijn schedel te laten planten. ‘Ik vergeef de mensen die mij bekritiseren’, glimlachte hij vanuit zijn hoge voorzittersstoel.
Het was echter een fout moment voor arrogantie. In Brazilië was de vlam in de pan geslagen. Het begon met een schijnbaar onschuldige verhoging van bus- en treinkaartjes in de grote steden. ‘Ken je de treinen naar de Baixada’, vroeg de jongen voor het huis van de gouverneur. Dag in, dag uit moest hij in die ‘beestenwagens’ naar zijn werk in de stad. Bloedheet, en zo overvol dat bewakers de passagiers er soms met geïmproviseerde zwepen in sloegen. ‘Elke dag ben ik al kapot als ik moet beginnen.’ En daar zou hij een verhoging voor moeten betalen?
En het ging om veel meer. Het ging om de miljarden overheidsgeld die in de nieuwe stadions voor het WK voetbal werden gepompt. Terwijl in de openbare ziekenhuizen de mensen in de gangen lagen te sterven. ‘Bij welk stadion laat ik mijn zieke kind achter?’ had een vrouw op een bordje geschreven. Het was een van de duizenden zelfgemaakte bordjes. Ze werden meegedragen in de spontane massademonstraties. Bordjes die gingen over corruptie, steekpenningen en aanbestedingen voor het WK die drie tot vier keer over de kop gingen om alle ‘vriendjes’ van de politiek hun portie belastinggeld te voeren. Eindelijk kwam tot explosie wat peilingen en onderzoeken al jaren constateerden: de Brazilianen hebben geen enkel vertrouwen in de politiek. En ook niet in justitie of politie. Dat laatste sloegen en schoten de agenten er bij elke nieuwe demonstratie weer diep in: ‘We hebben nog weinig ervaring met deze vijand’, verontschuldigde de hoofdcommissaris van politie zich.
Nu, een jaar en twee maanden later, geen zelfgemaakte bordjes meer. Geen woede, protest of gevechten met de politie. In de Baixada golft de kop van Jochie monter op voorgedrukte geel-blauwe vaandels. Zo’n vijftig jongeren in nieuwe polohemden staan in rangorde langs de weg opgesteld. Traag zwaaien ze hun vlaggen. ‘Weet je wat het program van Jochie is’, vraag ik een van de vaandeldragers. De wenkbrauwen van de jongen schieten tot onder zijn omgekeerde baseballpet. ‘Het pro- wat?’ ‘Maar je gaat wel op hem stemmen?’ ‘Natuurlijk. Ik en mijn vrienden en mijn hele familie.’ Ik vraag hem of hij vorig jaar meeliep in de protesten. Hij zwijgt en klakt met zijn tong. Dan haalt hij zijn schouders op: ‘Wat ben ik ermee opgeschoten?’ En hiermee schiet hij wel op? De jongen knipoogt. ‘Goed, vertel me dan maar wat je aan deze campagne verdient.’ ‘Mag ik niet’, zegt hij en grijnst een hippe felgroene beugel bloot.
‘Garrrrotínhooooo!!!’ Er gaat een siddering door de straten. Fotografen en cameraploegen ellebogen zich naar voren. Winkelende mensen blijven staan. Dan herken ik midden in de kluwen beveiligers zijn blozende wangen. Zijn slapen iets grijzer. Zijn eeuwige glimlach geplooid rond een fonkelend kunstgebit. Opgestuwd door de menigte schudt hij handen. Kust wangen. En opeens grijpt zijn mollige handje de mijne. ‘Oi querida, hallo schatje.’ O nee. Geen kus! Al vijftien jaar loopt deze man door mijn leven. Ik lijk maar niet van hem af te komen.
Het was begin 1999. Een radiodiskjockey uit de provincie was net gekozen tot gouverneur van Rio. Ik woonde hier nog niet zo lang. En wilde het wel eens meemaken. Een persconferentie in het majestueuze gouverneurspaleis. Ooit was dit een residentie van de keizerlijke familie. In de negentiende eeuw was Brazilië immers een keizerrijk, had ik net geleerd. Terwijl de rest van Latijns-Amerika harde bevrijdingsoorlogen tegen de Spanjaarden uitvocht, riep in het Portugese Brazilië de zoon van de koning van Portugal op een lauwe achternamiddag de onafhankelijkheid uit. Met flinke diarree, gezeten op een muilezel op weg naar zijn minnares in São Paulo, besloot de prins er geen saaie republiek, maar een keizerrijk van te maken. Met zichzelf aan de top als absoluut monarch.
Daar ging ik dus. Gangen als marmeren schaatsbanen, gedraaide zuilen, engeltjes en heel veel goud. De nieuwbakken gouverneur zat erbij als een jongetje in een snoepwinkel. Stralend stelde hij zijn vrouw voor. De verlegen manicure die hij bij het amateurtoneel van zijn stadje had leren kennen. ‘Rosinha, Roosje’, zei hij, nam haar hand en plantte er een kus op. ‘Rosinha Garotinho! De moeder van mijn kinderen. En de nieuwe First Lady van het volk.’ De journalisten applaudisseerden. Ze droeg zijn bijnaam als achternaam: ‘Roosje van Jochie’. Het was mijn eerste kennismaking met de onbeperkte mogelijkheden van de Braziliaanse politiek.
Met Roosje aan zijn zijde begon Jochie lieve dingen voor de bevolking te doen. Overal in Rio zette hij ‘volksrestaurants’ op. Voor minder dan vijftig eurocent kon je er een maaltijd krijgen. Bij ‘volkskappers’ kreeg je een knipbeurt. En uiteraard kwamen er ‘volksmanicuren’. Al snel was Garotinho niet meer het jochie in de snoepwinkel; hij werd er zelf de eigenaar van. Uit het provinciale Campos haalde hij een lange stoet vrienden, die hij in de hoofdstad op sleutelposities zette. Het regende aanklachten. Corruptie, fraude, afpersing, steekpenningen. De opbrengsten zouden per ‘pijplijn’ naar Zwitserse banken worden gesluisd. Maar veroordelingen kwamen er niet.
De ‘dynastie van de Chuvsicos’ noemde men de nieuwe clan aan de top van de deelstaat, naar een populair eiwittoetje uit Campos. De aanvoerder van de toetjes heette Pudding. Geraldo Pudding was de rechterhand van Jochie, al sinds de tijd dat ze samen opkwamen voor de arme suikerrietkappers van Campos. Nu was het diezelfde Pudding die Jochie hielp de arbeiderspartij van Lula de deelstaatsregering uit te gooien. Want Jochie wilde hogerop. Niet de doorleefde vakbondsman Lula, maar hijzelf zou straks in het presidentiële paleis van Brasilia zitten. Jochie, Pudding en de toetjes stapten over op een nieuwe partij. De pijpleiding naar Zwitserland werd nu in omgekeerde richting gebruikt voor de financiering van de campagne.
Het mislukte. Lula won met een overdonderende meerderheid. Zijn verkiezing betekende voor Brazilië een aardverschuiving, te vergelijken met de verkiezing van Mandela in Zuid-Afrika. Voor het eerst in de geschiedenis van Brazilië geen blanke telg van de elite of politieke dynastie aan de macht, maar een draaibankwerker uit het arme noordoosten, met alleen zijn ervaring, inzet en charisma als diploma.
In het feestgedruis viel het even niet op. De Garotinhos hadden hun laatste snoepje echter nog niet verspeeld. Jochie en Roosje wisselden eenvoudig van stoel. In een roze gewaad met een lange sleep schreed Roosje aan de arm van Jochie deze keer zelf als gekozen gouverneur het oude keizerlijke paleis van Rio binnen.
‘Jochie, Jochie. Hier!’ Klapwiekend staat de vrouw voor de pui van ‘De Grote Vriend’. De winkel verkoopt plastic emmers, driewielers en vuilnisbakken. ‘Ik adoreer hem’, hijgt ze en laat trots de nieuwe tanden zien die ze ooit van hem ‘kreeg’. Eindelijk heeft ze bingo. Opgewonden fluistert ze Jochie in zijn oor. Minzaam glimlachend fluistert hij iets terug. Als om zijn zoenen vers te houden, slaat ze haar handen voor haar wangen. De kandidaat is al weer door. Joviale hand voor een oude baas, kus voor een winkelmeisje. Het meisje blijft met een hoogrode kleur achter. De man staart beduusd naar zijn handen. Letterlijk ‘aangeraakt’ door de macht. ‘Een paar dagen geleden schreef hij me ook een brief’, fluistert de man. ‘Een brief van hem bij mij thuis.’ Ik schat dat het een van de voorgedrukte brieven was waarop door de politie beslag is gelegd tijdens een inval in het kantoor van de religieuze liefdadigheidsorganisatie van de Garotinhos. Via die club worden ‘Blije Baby-dozen’ aan zwangere vrouwen uitgereikt. De aanverwante campagne ‘Bid voor broeder Jochie’ deelt illegaal fornuizen, magnetrons en televisies uit. De electorale justitie doet zijn best. Maar nog steeds domineert het aloude systeem van een gunst voor een stem, een stem voor een gunst.
Vermoeid plof ik neer op een betonnen bankje. De zwarte vrouw naast me kijkt dromerig naar de consternatie die zich heeft verplaatst naar schoenwinkel ‘Droom van de Voet’. Wat denkt zij? Gaat ze ook op Jochie stemmen? ‘Al wat stinkt heeft een geur hè’, grinnikt ze terwijl ze de baby op haar arm verschikt. ‘Ik doe mijn best hem te mogen.’ Ze vertelt over haar woede op de laatste gouverneur. Tot twee keer toe beloofde hij riolering in haar buurt. Maar niets. De vrouw telt op haar vingers. De school van haar kinderen. ‘Merda.’ Ziekenhuizen. ‘Dubbele merda.’ De gezondheidspost in haar wijk is al meer dan een jaar gesloten, terwijl het personeel gewoon wordt doorbetaald. ‘Het gaat ze alleen om roven en stelen. Voor henzelf en hun vriendjes.’ Alle politici! Ja, ook Jochie. Maar hij en Roosje zijn wel iets meer ‘van het volk’.
Al snel gaat het over Lula. De grote schok van 2005. Toen kwam uit dat zijn arbeiderspartij miljoenen aan belasting- en smeergeld gebruikte om de steun aan de regering-Lula in het parlement letterlijk te ‘kopen’. Op zich is ‘stemmen shoppen’ geen bijzonderheid in een land waar de partij van een president nooit een meerderheid heeft gehad. Het verschil was dat het deze keer uitkwam. Tot in elk Dagobert Duck-detail. Stapels in beslag genomen bankbiljetten verstopt in koffers, sporttassen. Er werd zelfs honderdduizend dollar uit de onderbroek van een partijsecretaris gehaald. Parlementariërs ontvingen maandelijks tienduizend euro of meer om de regering trouw te blijven. Het was een crimineel plan. Bedacht en uitgevoerd uitgerekend door de ‘partij van de schone handen’ van Lula. De hele top van de arbeiderspartij viel van zijn sokkel. ‘Ik geloof niet dat Lula ervan wist’, zegt mijn buurvrouw. ‘En ook Dilma [Rousseff] niet.’ Maar de desillusie is daarom niet minder. ‘Zelfs mijn hond zou ik nog geen half uur aan een politicus toevertrouwen’, zegt de vrouw.
En toch. Vorig jaar werden de kopstukken van de arbeiderspartij veroordeeld in wat ‘het proces van de eeuw’ werd genoemd. Voor het eerst verdwenen 25 oud-politici werkelijk achter de tralies. Daarna kreeg zelfs een zittend parlementslid voor het eerst gevangenisstraf. De man had jaren eerder de staatskas van zijn deelstaat geplunderd. Toen de excellenties hun collega geboeid de Kamer binnen zagen strompelen, schrokken ze zich een hoedje. Huilend viel de man op zijn knieën. ‘De rechters hebben alleen naar de bewijzen gekeken om me te veroordelen’, jammerde hij. ‘Niet om me vrij te spreken.’ Zijn grootste klacht was dat hij werd behandeld als ‘een gewone gevangene’. De dag ervoor moest hij zelfs water vragen ‘aan een crimineel’. ‘Dit is voor mij niet te verdragen!’ De excellenties begrepen hem. Wekenlang weigerden ze zijn parlementaire onschendbaarheid op te heffen.
Zoals eerder ook de ‘wet tegen het nepotisme’. Goed, die werd omzeild door de uitvinding van het zogeheten ‘kruisnepotisme’: de ene politicus neemt de familieleden van de andere aan. Zo bezorgde Senaatsvoorzitter José Sarney toch nog baantjes aan twee van zijn kleinzoons, twee nichtjes, zijn schoondochter en het vriendje van zijn kleindochter in de Senaat. Zijn dochter gebruikte een door haar vader aangenomen chauffeur van de Senaat thuis als haar eigen butler. En nu is er weer een nieuw reinigingsmiddel: de wet op het schone strafblad. Had tot voor kort een derde van de parlementsleden van de deelstaat Rio nog een strafblad, nu mag niemand met een veroordeling zich meer verkiesbaar stellen voor een publieke functie. En Jochie dan? En Pudding? Veroordeeld voor fraude en het kopen van stemmen bij zijn laatste verkiezing tot nationaal parlementslid. Toch staat hij nu weer gewoon op de lijst van afgevaardigden van de deelstaat. De positie van Roosje is voorlopig veilig in het ‘graafschap’ van de clan. Ze is verkozen tot burgemeester van Campos. Pas over twee jaar zijn daar weer nieuwe verkiezingen. Maar Jochie?
Het was de mooiste reality soap die ik hier ooit gezien had. Met een arm voor zijn ogen lag Jochie kwijnend op de sofa. Roosje in een roze duster snikkend tegen hem aan gekruld. Een minibar met flesjes water. En verder niets. Achter het raam verdrongen we ons. Journalisten, cameramensen, fotografen. De half duistere kamer werd opgelicht door het geflits. Het was 30 april 2006. Een paar minuten eerder was Jochie in hongerstaking gegaan. Ik stond er met mijn neus bovenop. Kon precies zien hoe hij na acht jaar heerschappij over Rio kogelrond was geworden, en Roosje een kleine walvis.
Logisch. Twintig kilo zeevruchten, zeventienhonderd kilo vlees en honderd kilo filet mignon per maand. Afgezien van de kreeft, de kaviaar, vochtinbrengende maskers en reparatie van gespleten haarpunten á 63 euro per fles. Alleen al de fourage van de gouvernementele residentie kostte de schatkist 3,5 miljoen euro per jaar. Natuurlijk. Een gouverneur, zeker een vrouw als Roosje, moet er representatief uitzien. Ze moet haar gasten ook iets aardigs te serveren hebben. Dat was dan ook het punt niet.
Waar het om ging was dat Roosje als gouverneur in twee jaar tijd voor meer dan 130 miljoen euro aan contracten afsloot met een aantal schimmige bedrijven voor het leveren van nog schimmiger diensten, zo ontdekte de Braziliaanse pers. De bedrijven waren gevestigd op niet-bestaande adressen, in aftandse barretjes, of in een bejaardenflat waar de bewoners er nooit van gehoord hadden. Alleen al de namen leken een cynische grap: ‘Instituut voor de perfectionering van het openbaar bestuur’ en ‘Centrum voor de bescherming van burgerrechten’. Ze beschermden of perfectioneerden helemaal niets. Maar bleken vooral bijdragen in de campagnekas van Jochie te storten, die weer eens een gooi naar het presidentschap deed.
‘Lafhartige leugens van een pers aan de leiband van het internationale kapitaal’, tierde Jochie. Die dertigste april riep hij een persconferentie in zijn partijkantoor bij elkaar, en kondigde naast een betraande Roosje aan zichzelf te zullen ‘offeren’, ‘opdat het Braziliaanse volk de ware waarheid leert kennen’. Voordat we het door hadden had hij zich met Roosje opgesloten in de kamer met een raam dat op de gang uitkwam en ging hij in hongerstaking.
Sindsdien ging ik bijna elke dag even kijken. Daar lag hij met gesloten ogen. Zijn armen om een kussen geklemd. Op de grond voor de sofa zaten zijn kinderen te bidden. Dochter Clara van elf moest erg huilen.
Spannend waren ook de dokterscontroles. Cardiogram, bloeddruk en dan op de weegschaal. Alles open en bloot voor het raam voor het oog van de wereld. ‘De heer Garotinho is zevenhonderd gram afgevallen en weegt nu nog negentig kilo’, luidde het bulletin van die dag.
Op dag acht werd ik plotseling samen met drie andere buitenlandse collega’s aan de andere kant van de ruit geroepen. Zacht wiegend zat Jochie op zijn sofa. ‘Voelt u zich niet een beetje te kijk staan’, vroeg ik kijkend naar de gezichten en de flitslampen achter de ruit. De stem van Jochie klonk schor, een beetje gebroken. ‘Nee. Ik hou me aan de internationale regels van de hongerstaking.’ Internationaal. Daar ging het hem om. Hij wilde een internationale commissie die de Braziliaanse pers op de vingers zou tikken. Hij wilde ‘ruimte voor de waarheid’ en wij met z’n viertjes zouden dat moeten bewerkstelligen. ‘Hoe ver bent u bereid te gaan’, informeerde de Canadese collega tikkend met zijn pen op zijn blocnote. ‘Tot het bittere einde’, antwoordde Jochie. ‘Tot u dood bent’, concludeerde de Canadees.
Op dag elf was opeens alles over. Aan de arm van Roosje kwam een zeven kilo lichtere Jochie het partijgebouw uit. ‘Hongerstaking mislukt, dieet gewerkt’, kopte de Braziliaanse krant O Globo.
De koddige hongerstaking luidde het begin in van de voorlopige ondergang van Jochie, Roosje en Pudding. Jochie trok zich terug uit de race om het presidentschap. En een jaar later ging een beerput open waar al het andere bij verbleekte.
Alvaro Lins heette de jonge hoofdcommissaris van politie die door Jochie was benoemd en acht jaar lang onder de Garotinhos diende. Van Alvaro Lins bleek de stem te zijn op telefoontaps, zo bleek tijdens een onderzoek van de federale politie naar de illegale gokmaffia van Rio. De gokmaffia is ook de baas van het wereldberoemde carnaval van Rio. Al meer dan veertig jaar corrumpeert ze de autoriteiten. Maar ze is nu eenmaal ook de financier van het heilige carnaval. Nu bleken de smeergeldbedragen toch wat exorbitant te worden. Een rechter kreeg een miljoen euro om een serie in beslag genomen fruitautomaten vrij te krijgen. En wie bleek er een dikke maandelijkse toelage te ontvangen om de ogen te sluiten? Hoofdcommissaris Alvaro Lins.
Hele politiebataljons kwamen door hem op de loonlijst van de carnavalsbazen. Zijn agenten escorteerden hoogstpersoonlijk de illegale geldtransporten van de maffia. Veel carnavalsbazen verdwenen na het onderzoek achter slot en grendel. Maar Lins ontsprong de dans. Met hulp van Jochie en Pudding werd de hoofdcommissaris in het parlement van de deelstaat verkozen, zodat hij niet meer vervolgd kon worden. En pas toen ontdekte de federale politie hoe diep de kanker zat. Alvaro Lins dwong elk politiebureau in de deelstaat maandelijks rond de 2500 euro aan hem uit te keren. Anders zouden de agenten van dat bureau hun baan verliezen.
De hoogste politiechef dwong dus zijn eigen korps om corruptie te plegen, mensen af te persen en zelfs geweld te gebruiken. Vergeleken hierbij was Chicago jaren twintig amateurwerk. Ook nadat Lins parlementslid was geworden, ging het spelletje door. En wie trok er al die tijd aan de touwtjes? ‘De hoogste baas, de politieke kern van de bende is ex-gouverneur Garotinho’, schreef de federale politie in haar eindrapport. De rechtbank van Rio veroordeelde Alvaro Lins in 2010 tot 28 jaar gevangenisstraf. Jochie kreeg 2,5 jaar voor ‘leiding geven aan een gewapende bende’. Ook Pudding werd veroordeeld. Maar tot op de dag van vandaag loopt nog steeds iedereen vrij rond.
‘Wie kreeg er meer processen dan Jezus?’ vraagt Jochie met hese stem. ‘Wie werd er harder vervolgd dan Hij?’ Lang kijkt hij de mensen aan. ‘Laten we niet veroordelen!’ De vaandeldragers zwaaien met hun vlaggen. De mensen juichen. Jochie is aan het eind gekomen van zijn bezoek. Terwijl het donker met een klap over de Baixada valt, heeft hij nog een laatste boodschap. Voor zijn tegenstander. Fernando Pezão, letterlijk ‘Reuzenvoet’, is de kandidaat van de vertrekkende helikoptergouverneur. Tot voor kort liep Jochie ver voor in de peilingen, nu begint Reuzenvoet hem in te halen. Zijn campagnebudget is dan ook tien keer dat van Jochie. Vooral bouwbedrijven die hun oog hebben laten vallen op de aanbestedingen voor de Olympische Spelen van 2016 storten rijkelijk in de campagnekas. Zowel Jochie als ook Reuzenvoet heeft inmiddels een zestal processen wegens stemmenkoperij en verkiezingsfraude aan hun broek. Maar het is vrijwel zeker dat ze allebei doorgaan naar de tweede verkiezingsronde eind deze maand. ‘Laat die klootzak met zijn grote voeten niet denken dat hij het volk kan belazeren’, roept Garontinho. ‘Hij en zijn bende van corrupt gespuis zijn er alleen op uit om jouw en mijn zuur verdiende belastinggeld te plunderen!’
Ik verslik me. De jongen van het popcornkraampje slaat me op mijn rug. ‘Gaat het’, vraagt hij. ‘Nee’, zeg ik piepend. ‘Waarom’, vraag ik hem, ‘denken politici hier dat het bloed in hun aderen blauw is en hun huid van teflon? Waarom denkt elke politicus dat hij anders is dan andere stervelingen?’ De jongen kijkt me even aan. Dan spreidt hij zijn handen met de palmen naar boven. ‘Omdat het altijd zo geweest is’, zegt hij, en begint te lachen: ‘Dit is Brazilië.’
‘Het Mexico dat Marjon en Sandra bij elkaar beleefd hebben staat in geen enkele reisgids' De Morgen
ISBN: 9789041707284
Oorspronkelijke Nederlandse uitgave:
Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam
Uitgave als Rainbow Pocket: februari 2009
Rainbow Pocketboek nr: 508
Prijs: € 7.95
Uitgeverij Fosfor heeft Nacht van de schreeuw opnieuw uitgegeven (Juni 2015). Nu ook als E-book (ePub zonder DRM / 178.000 woorden; leestijd ca. 15 uur / eerste druk 2005). Ook verkrijgbaar via bol.com.
Omslagillustratie: Wim Hardeman