De afzetting van Dilma Rousseff
Waarom de Brazilianen voor corruptie blijven stemmen
Het gaat lekker in Brazilië...
met de voorbereiding van een ‘veilig' en 'schoon’ WK voetbal in juni 2014.
De terreur van de Braziliaanse ‘pacificatiepolitie’
Nog altijd rollen de doodskoppen door Rio
Met fotos van Kadir van Lohuizen
De opstand van de vele bordjes
Kan deze beweging Brazilië echt veranderen?
Marjon van Royen: 'Het is een naar gevoel om niet meer gewild te zijn'
Marjon van Royen blijft trouw aan Rio
In Dit is de Dag vertelt ze over haar allermooiste radioreportage
Interview met Marjon van Royen in de Vara-gids
Dertien jaar erop voorbereid geweest. En dan gebeurt het echt, en toch eigenlijk niet.
Het is gebeurd. Dertien jaar erop voorbereid geweest. En dan gebeurt het echt, en toch eigenlijk niet. Gewapende mannen met bivakmutsen in mijn woonkamer. Aan tafel mijn geliefde. En mijn vriendin Liza. We drinken op de kat die we net begraven hebben. Ik moet die lul straks toch even zeggen dat dit geen leuke geintjes zijn in Rio. Dat is mijn eerste gedachte wanneer ik nummer één zie binnenspringen.
Rood voetbal-shirt, en zilverkleurig pistool. Doe dat achterlijke masker nu maar af, het is leuk geweest. Hij zet zijn zilver ook nog op het hoofd van Liza. Ja hoor, eikel. En dan stormt er nóg zo’n gemaskerde joker met een pistool binnen. Hij loopt op zijn sokken. Zwarte sokken. Foute verkleedpartij. Vooral de derde. Bloot bovenlijf, een verwassen bermuda met siervogels, en daaronder gloednieuwe gymschoenen. Dit kan niet echt zijn: “Jongens, doe nou even normaal. Kom op!” Dit zeg ik hardop.
Maar ze dóén niet normaal. Blijven hun spelletje spelen. Slepen Liza van haar stoel met haar neus op de grond. Binden haar handen vast met tape. Nu ook mijn geliefde. Handen achter zijn rug met van die plastic stripjes die je in de bouw gebruikt. Ik gebruik ze voor alles: kapotte stoelleuning, klapperende kattenbakken. Eenmaal vastgesnoerd krijg je ze niet meer los. Een raar spel. Ik kijk in de gaten van het masker van bloot bovenlijf. Het blijken echte ogen te zijn van een echt mens. Alleen lachen ze niet.
Meespelen
Ik zal maar meespelen: “Ok, schatje. Wat wil je?” “Dollars, godverdomme. Waar zijn je dollars? Schiet op teef, waar zijn ze?” OK, dit ken ik. Geld afgeven. “Rustig, kijk dan moet ik even naar mijn werkkamer lopen. Kom maar mee. Hier is mijn rugzak. En hier mijn portemonnee. Geen dollars. Alleen reals. Ongeveer achthonderd.” Zo klaar. Neem maar mee. En dan opzouten.
Maar nee. Steeds minder droom, steeds meer echt wordt het spel. Ook ik word vastgebonden. Op de grond naast Liza gegooid. De mannen schreeuwen: “Dollars, euro’s, goud. Jullie zijn gringos. Je hebt het geld. De dollars. Het goud. Waar?” De eerste sprieten van het woord ‘roofoverval’ dringen door het dons om mijn hersens. Nu zou ik moeten weten hoe te handelen. Al zo lang heb ik dit scenario in mijn hoofd afgespeeld. Ze schreeuwen tegen mijn geliefde. “Dollar, euro, goud. Waar is je koffer?” Hij verstaat het niet. Vanaf de grond omhoog praten.
“Schatjes, luister. Hij spreekt geen Portugees.” Dan zie hoe ze mijn geliefde omhoog sjorren en afvoeren. Hoe moet ik handelen? Er zit geen rede in. Geen lijn. Geen stappen die je kunt voorzien. De macht is uit handen. Geef de macht uit handen. Maar ik wil niet. Liza wordt omhoog getrokken. Als ze haar maar niet… Ik word omhoog getrokken. Via de keuken worden we naar buiten gevoerd. Naar buiten, de tuin in? Nee. De trap af naar mijn Italiaanse onderbuurman Alberto. Naar Alberto? Gaan ze hem nu ook…
Gijzelen is het woord. En gegijzeld. We zijn gegijzeld. Alberto ligt gebonden op de vloer. Zijn Braziliaanse vriendin Alina ook. Daar mijn geliefde. Trap tegen mijn schouders. “Op de vloer, teef!” Doen, doen, gewoon gehoorzamen. Geen macht. “Wat willen jullie dan?”
Dollars, euro’s, goud
Ze willen Liza. “De dollars, de euro’s, het goud. Praat, vrouw!” Liza praat. Spreekt zich tegen. Praat opnieuw. Hoe kan ik haar bereiken, hoe kan ik haar seinen? Ze denken dat ik nog 1000 real heb. Ik moet hen die aanwijzen. Maar ik heb ze niet. “Jij gaat mij die nu aanwijzen. En als je ze niet vindt, schiet ik deze door het hoofd van je vriendinnetje, amigueta.” Wie praat er? Wie doet dit? Het voetbalshirt. De nieuwe sportschoenen lopen langs. Ze proppen een sok in mijn mond. Kokhalzen. Waar haal ik 1000 real vandaan? Ze gaan Liza vermoorden als ik niet… Tape om mijn hoofd. Om mijn mond, mijn neus. Tape om mijn voeten. Ik voel mijn handen vrij. Liza ik kan mijn handen een beetje bewegen. Ik kan vrijkomen. Ze gaan je niets doen. Ik hoop dat mijn ogen praten, dat ze me verstaat. Dan een voet op mijn rug. Nee, niet nú! Ze binden mijn handen vast met dat plastic. Strak, te strak, het bloed trekt weg uit mijn handen. Voetstappen om ons heen, door het hele huis, wanneer gaan ze weg? Ze zijn met meer dan drie. Hoeveel? Dit zijn professionals. Ze gaan systematisch te werk. Professionals is goed nieuws. Goed nieuws.
Stilte. Het ademen van vijf gebonden mensen op de grond in een kamer. Dan weer een pistool, met een man: “Verwachten jullie iemand? Vuile honden, verwachten jullie nog iemand?” We schudden nee. Een voor een. Ik schud nee. Maar ik verwacht wel iemand. Mijn cameraman Joe. We moeten nog monteren, en hij heeft de sleutel van mijn huis. Moet ik toch ja zeggen? Met die prop in mijn mond? Ik weet niet hoe laat. Ze schieten hem dood. Als ik nee zeg, als ik ja zeg. Nee, ja, nee heb ik gezegd. Daar zal ik de rest van mijn leven mee moeten leven.
Tijd is vreemd. Hij kruipt en rent. Donder nou op. Hebben jullie nou nog niet genoeg? Ga weg, weg, voordat Joe komt. Soms blijven ze hele nachten. Ik weet het. Ik lees de krant, praat met buren. Liza. En de vriendin van Alberto. Dat zijn vaak de ‘toetjes’. Nee, professioneel. Deze zijn professioneel. Hoe lang nog? Weer terug. Ze zijn weer terug. Het voetbalshirt met een plastic fles. Alcohol. Pure alcohol wordt over Liza uitgegoten. Ze gaan haar in brand steken. ‘Ik steek je in brand’, zegt hij. Daarna niks meer. Ademen. Probeer te ademen.
Schade
“Ik dacht, nou ja, als ik er levend maar gehandicapt uitkom, kan ik nog altijd vrijwilligerswerk doen”, zegt Liza uren later. “Weet je hoe die klootzakken me noemden?”, vraagt de beeldschone jonge en zwarte Alina verontwaardigd. “Tia, tantetje! Mij! Kun je voorstellen?” “Porca puttana”, briest de Italiaanse Alberto. “Eerst mijn Flamengo-shirt aantrekken. En dan die ander op mijn nieuwe sportschoenen die ik de hele tijd zag langslopen. Ik kon hem wel sláán.”
Het is de tijd van schade opnemen, drinken, praten, film terugdraaien. Zijn ze weg, zijn ze niet weg? Hoe komen we uit onze boeien? Kunnen we opstaan, of worden we weer betrapt? Zoals eerder, toen ik als op de vloer om was gerold. Het was Alina die de beslissing nam. Als een briesende Venus rees ze op van de vloer. Ze rukte het tape van haar handen – zij had geen plastic. Rukte het van haar voeten, haar mond, spuugde de sok uit, en scheldend en tierend sneed ze ons met een mes los.
En toen pas begon het. Vijf keer belden we de politie. Vijf keer moesten we het adres drie keer spellen. Eindelijk, 35 minuten na de verrijzenis van Alina, staan ze voor de deur. Met hun pistolen, mitrailleurs, zwaailichten en kogelvrije vesten. Ze willen hem intrappen. Blijven maar aanbellen, terwijl ik hen zie door de intercom en smeek op zijn minst mijn deur heel te laten. “We zijn al een keer beroofd, vanavond.” Eenmaal binnen stormen de troepen door het huis. De commandant loopt gelijk naar het raam, ziet de sloppenwijk tegenover me, en concludeert onmiddellijk dat de bandieten dat ‘daar vandaan’ komen. “We moeten er invallen. We zullen ze pakken”, zegt hij. “Maar u heeft nog niets bekeken. We weten nog niet eens hoe ze binnenkwamen”, hou ik hem voor. “Ah, u moet een muur van zes meter bouwen en pitbulls nemen”, zegt hij meewarig, en tuurt weer naar zijn favela.
Politiediefstal
Ik probeer de politie te volgen door de puinhoop die de huizen van Alberto en mij zijn geworden. Alles overhoop, alles van waarde gestolen. Maar pas op voor politie, weet ik. De enige andere keer dat ik in mijn huis beroofd ben, was het politie. Ze namen mijn laptop en geld mee, “omdat we op zoek zijn naar een bandiet in uw tuin.” Tegen een machinegeweer valt niet te argumenteren. En bij welke politie klaag je politiediefstal aan? De politiemannen kletsen. Lanterfanten, roeren wat in de puinhopen. En ze oreren. Over de plaag van bandieten en de schuld van de Portugezen. “Kijk, u bent Hollands. Ook de Hollanders hebben Brazilië bezet. Maar jullie zijn weggegaan en toen bleven de Portugezen. Dat is de oorzaak van alles. Kijk eens hoe zij er nu aan toe zijn!”
Weg, weg, ik wil dat ze weggaan. Ik kan geen geouwehoer meer horen. En ik kan geen geweer op een slappe bierbuik meer zien. “Heeft u alles opgeschreven? Kunt u nu weg?” “Ah”, zegt de dikste: “Als u wil dat we de inbraak opnemen, kost dat geld”. “Óverval, meneer. Geen inbraak. En geld? Waarom zou ik u moeten betalen?” “Juffrouw, zo is dat hier in Brazilië”, zegt de chef met de Portugezenjeuk. Zwaarwichtig knikkend stemmen de anderen in. Duizend real, ongeveer 500 euro. Dat zou de prijs zijn om hen het werk te laten doen waarvoor ze al betaald worden om het te doen.
“Dank u heren. U kunt nu gaan. Ik ben een beetje blut, weet u. Aangezien ik beroofd ben. Trekt u de deur alstublieft zachtjes dicht?”
Luister ook: Marjon van Royen: 't leek eerst een foute grap
‘Het Mexico dat Marjon en Sandra bij elkaar beleefd hebben staat in geen enkele reisgids' De Morgen
ISBN: 9789041707284
Oorspronkelijke Nederlandse uitgave:
Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam
Uitgave als Rainbow Pocket: februari 2009
Rainbow Pocketboek nr: 508
Prijs: € 7.95
Uitgeverij Fosfor heeft Nacht van de schreeuw opnieuw uitgegeven (Juni 2015). Nu ook als E-book (ePub zonder DRM / 178.000 woorden; leestijd ca. 15 uur / eerste druk 2005). Ook verkrijgbaar via bol.com.
Omslagillustratie: Wim Hardeman